Het Verdrag van Istanbul

België heeft in 2016 het Verdrag van Istanbul geratificeerd, een overeenkomst van de Raad van Europa die alle regeringen van ons land verplicht om maatregelen te nemen om gendergerelateerd geweld te bestrijden. Deze maatregelen omvatten preventie van geweld, bescherming van slachtoffers en vervolging van daders, en ze zijn van toepassing op alle niveaus van de overheid, van federaal tot lokaal.

Het Verdrag van Istanbul is gebaseerd op een systemische benadering van geweld tegen vrouwen en omvat het principe van non-discriminatie (wat betekent dat het beleid om geweld te bestrijden moet worden uitgewerkt voor alle vrouwen, ook bijvoorbeeld ongeacht hun verblijfsstatus). In tegenstelling tot actieplannen, is het Verdrag bindend en kan België aansprakelijk worden gesteld als het zijn verplichtingen niet nakomt. Volgens hetzorgvuldigheidsbeginsel wordt de Belgische staat als verantwoordelijk beschouwd voor daden van geweld als deze niet de nodige maatregelen neemt om ze te voorkomen en te vervolgen.

In 2020 publiceerde de ‘Group of Experts on Action against Violence against Women and Domestic Violence’ (Grevio) een rapport over wat België moet doen om aan het Verdrag van Istanbul te voldoen, op basis van het officiële rapport van de staat en de alternatieve rapporten van het maatschappelijk middenveld, zoals bijvoorbeeld dat van de Coalition (hier is het rapport in het Frans). In december 2020 formuleerde het Comité van de Partijen, dat de ondertekenende staten van het Verdrag vertegenwoordigt, 11 aanbevelingen die België moet uitvoeren tegen december 2023.

Maar, het Verdrag van Istanbul en het Grevio-rapport hebben hun tekortkomingen:

  • Hoewel ze zijn ontwikkeld op initiatief van feministische activisten, betwist het Verdrag niet het patriarchale systeem;
  • Het richt zich op het beheren van geweld nadat het heeft plaatsgevonden en besteedt weinig aandacht aan preventie, terwijl bekend is dat dit het ‘zwakke broertje’ is van het overheidsbeleid in de meeste landen die meer inzetten op maatregelen die op korte termijn zichtbare resultaten opleveren en in de zijlijn met repressief en veiligheidsbeleid;
  • Het Verdrag beoogt vooral maatregelen die onder het strafrecht vallen, met betrokkenheid van politie en justitie.
  • Bovendien, hoewel het Verdrag enige invloed heeft, heeft het geen kracht van wet in België en kan het niet direct worden ingeroepen in juridische procedures, behalve op het niveau van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. En bekend is dat België niet altijd voldoet aan de beslissingen van deze instantie (België is bijvoorbeeld al meerdere malen veroordeeld door dit Hof voor de opsluiting van minderjarigen zonder verblijfsvergunning en blijft deze praktijk toch voortzetten).

Overheden hebben soms de neiging te verklaren dat ze in overeenstemming zijn met het Verdrag zonder concrete maatregelen te nemen. Waakzaamheid is dus nodig om te zorgen voor de uitvoering van de aangegane verplichtingen.

Niettemin hebben het Verdrag van Istanbul en het Grevio-rapport hun voordelen. Ze bevorderen een systemische benadering van geweld tegen vrouwen en genderminderheden, terwijl ze de tekortkomingen van de huidige aanpak in België benadrukken. Deze officiële teksten ondersteunen de legitimiteit van de eisen van vrouwenrechtenverdedigers op alle niveaus van de overheid, inclusief op gemeentelijk niveau. Ze bieden richtlijnen om de maatregelen op de meest geschikte manier in België te implementerenvoor. 

Samenvattend zijn het Verdrag van Istanbul en het Grevio-rapport essentiële instrumenten om gendergerelateerd geweld in België te bestrijden, maar ze vormen ook uitdagingen op het gebied van preventie en implementatie. Het toepassen ervan bevordert een meer systemische aanpak van de strijd tegen geweld tegen vrouwen en genderminderheden, waarbij rekening wordt gehouden met hun specifieke behoeften en een intersectioneel feministisch perspectief wordt aangemoedigd.